Dansend door de seizoenen

Dansend door de seizoenen

Een dansworkshop waarin we dansend door de seizoenen gaan. Door middel van (kinder)boeken, geleide fantasie, muziek en al zingend leren ze de verschillen herkennen in herfst, winter, lente en zomer. 

"De sneeuw en kou verdwijnen, en de zon begint zachtjes te schijnen. Er komen jonge beren tevoorschijn, zou het al bijna lente zijn?"
"Alle vogels leggen nu een ei, en er komen steeds meer bloemen bij. De vogels fluiten in de bomen, de zomer is nu echt gekomen."
"De appels vallen van de bomen, zal de herfst nu snel komen? Het gras is vochtig van de dauw, en de lucht is grijzig blauw."
"De blaadjes kleuren rood en goud, en de nachten worden erg koud Er wordt weer voedsel opgeslagen, voor de koude winterdagen." (Teckentrup, 2015)

'Dans de seizoenen' is een dansworkshop en gericht op de seizoenen voor kinderen uit groep 1 en 2. 

  • Oriënteren: minimaal een week van te voren wordt het lesmateriaal van de workshop verstuurd. Het is fijn als er over de inhoud van de workshop wordt gesproken. Voorbereidende werkvormen uit het lesmateriaal kunnen samen met de leerlingen worden uitgevoerd. 
  • Onderzoeken: door het thema 'seizoenen', gaan de leerlingen door het lesmateriaal dit thema onderzoeken. Dit kan onderzocht worden in beschreven werkvormen, gesprekken, filmpjes en boeken. 
  • Uitvoeren: zowel vooraf aan de dansworkshop de werkvormen die via het lesmateriaal worden uitgevoerd, de uitvoerende dansworkshop zelf, maar ook de werkvormen in het lesmateriaal die staan beschreven in de evaluatie zijn een feestje om te doen! De dag van de workshop zelf, daar staat de uitvoering volledig centraal, we gaan lekker dansen!
  • Evalueren: via het lesmateriaal kun je al het geleerde evalueren, staan er vragen in die je samen met de klas kunt bespreken en ook nog werkvormen om samen met elkaar uit te voeren. 
  • Aansluiting op lesprogramma: het sluit aan op het thema van de seizoenen. 

 

Leerplankader

Oriënteren
(10 punten)
Onderzoeken
(20 punten)
Uitvoeren
(60 punten)
Evalueren
(10 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.