Vermiste dieren en andere eigenaardige zaken

Vermiste dieren en andere eigenaardige zaken

Dit is een serieus grappig verhaal. Over dingen die er eerst zijn en dan verdwijnen. Over dingen zoals jouw leuke knuffel of dat blauwe speelgoedautootje dat zo hard kon rijden, maar ook de lach van je opa of dat ene mooie liedje in je hoofd. Het ene moment heb je het nog, het volgende moment is het weg. Om veel later, onverwacht weer even op te poppen uit het niets. Niet dat je het dan weer vast kan houden, want dingen die weg zijn blijven weg, toch? Maar waar blijven ze dan als ze weg zijn?

In dit verhaal heeft mijnheer UT ook dingen die hij wil houden. Dingen waarvoor buiten zijn winkel geen plaats meer is: een knorrige vleesetende plant, de allerlaatste buidelwolf en een echte dodo. Maar die waren toch uitgestorven? Mijnheer Ut kan zich een leven zonder deze vermiste dieren niet voorstellen, alleen… alleen is er ook mevrouw Caterpillar en zij gelooft niet in bewaren. Zij gelooft in ‘opgeruimd staat netjes’.

 

https://www.wilminktheater.nl/educatie/

Leerplankader

Oriënteren
(50 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan aan de hand van een onderwerp/thema/voorstelling ideeën opdoen en dit als inspiratiebron gebruiken voor eigen dramatisch spel.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat en waar. De leerling kan situaties uit zijn directe leefwereld of uit de media vormgeven in dramatisch spel en een verband leggen tussen een personage en een verhaal. Hij kan daarbij onderscheid maken tussen iemand anders spelen dan zichzelf. De leerling kan meerdere oplossingen bedenken bij het onderzoeken van een opdracht.

De leerling kan door te improviseren zelfstandig en spontaan oplossingen verzinnen. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar in spel vormgeven. De leerling kan uiterlijke kenmerken van zijn rol bedenken en uitbeelden met gebruik van houding, gebaar, stem en taal. De leerling kan, binnen een gegeven kader, een scène met een duidelijke opbouw van begin – midden – eind voorbereiden en spelen. Hij kan daarbij in overleg met anderen keuzes maken en aangeven hoe hij gebruik heeft gemaakt van ideeën die hij heeft opgedaan in de onderzoeksfase. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: (vertel)pantomime, spelen met materialen, teacher in role, tableau vivant, improvisatiespel, afspreekspel, spiegelspel en dialoogspel uitvoeren en kan daarbij, onder begeleiding, onderscheid maken tussen speel- en publieksruimte. De leerling kan met een groepje een presentatie geven voor de eigen groep en/of een andere voor hem bekende publieksgroep.

De leerling kan vertellen over zijn vormgevingsproces en zijn (groeps-) presentatie en kan benoemen wat zijn rol is in de samenwerking met anderen. Hij kan zijn eigen keuzes onder woorden brengen. De leerling staat open voor feedback van anderen en kan dit waarderen.