Liegebeesten (7+)

Een waargebeurd verhaal. 

Noa weet niet wat hij hoort. Praten zijn ouders nou over een zusje? Maar hij heeft helemaal geen zusje. Hij loopt de kamer in en ziet dat zijn moeder tranen wegveegt. “Mam… wat is er?!” Zijn moeder kijkt hem aan en lacht plotseling. “Niks, lieverd!” Noa snapt het niet. De radertjes in zijn detectivebrein draaien op volle toeren. Zijn moeder liegt, dat is duidelijk. Hij heeft een zusje en ze is verdwenen. Waar kan ze zijn? Natuurlijk! Er is maar één mogelijkheid: het doucheputje. Die levensgevaarlijke plek in de badkamer. Altijd geweten dat daar iets mis mee was. Zijn zusje is weggespoeld en hij moet haar redden.

Samen met zijn onzichtbare vriend Priem trekt Noa moedig de magische wereld onder het doucheputje in. Daar blijken wonderlijke wezens te wonen. Maffe figuren die niet te vertrouwen zijn. Die zingen als ze boos zijn en huilen als ze blij zijn. Noa besluit om zelf alleen maar de waarheid te spreken. Dat is de enige manier om de liegende beesten te verslaan en zijn zusje te vinden. Of heb je zo nu en dan een leugentje nodig om je doel te bereiken?

Meer informatie over de voorstelling: klik hier

 

Educatie

De waarheid spreken is voor Noa, de hoofdpersoon in de voorstelling Liegebeesten, heel belangrijk. In de educatie voor en na het theaterbezoek onderzoeken de leerlingen met de leerkracht hun eigen verwachtingen en ideeën over deze thematiek. Alle leerlingen ontvangen een eigen programmaboekje die de leerkracht kan gebruiken in het lesprogramma in de klas. Hoe denken de leerlingen over liegen en de waarheid? Herkennen ze zichzelf in Noa? Of juist niet? En wat moet je doen als je iemand niet vertrouwt?
 
Kerndoelen: 1, 2, 3, 12, 34, 37, 54, 55 en 56
Thematiek: De waarheid spreken, liegen, emoties

 

Vragen?

Bel of mail naar Theater Sonnevanck

Susan Waanders (educatie): educatie@sonnevanck.nl, 06-21686887

Rieke Oudejans (bemiddeling/planning): bemiddeling@sonnevanck.nl, 053-4315400

 

Deze voorstelling is onderdeel van het Compleet Cultuurpakket op Maat van Theater Sonnevanck (klik hier voor meer informatie).

Leerplankader

Oriënteren
(25 punten)
Onderzoeken
(20 punten)
Uitvoeren
(20 punten)
Evalueren
(35 punten)

De leerling kan objectief kennisnemen van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de componist.

De leerling kan muzikale thema’s in muziek van een breed repertoire herkennen en benoemen. De leerling kan met gebruikmaking van klank- en vormaspecten van muziek bewust structuur aanbrengen in zijn composities.

De leerling kan een lied zelfstandig correct zingen. De leerling kan in canon zingen. De leerling kan eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen uitvoeren. De leerling kan adequaat reageren op een inzetgebaar bij canonzingen. De leerling kan bestaande grafisch- en traditioneel genoteerde composities auditief volgen en uitvoeren. De leerling kan tijdens het musiceren luisteren naar anderen en een kwalitatieve bijdrage leveren aan het gezamenlijke muzikale resultaat. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een eigen idee of bestaande compositie aan anderen presenteren.

De leerling kan de gemaakte keuzes uit zijn muzikale ideeën en alternatieven toelichten. De leerling kan constructieve feedback geven en van anderen ontvangen. De leerling heeft enig inzicht in de invloed van muziek op mensen door middel van massamedia.

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor dramatisch spel in binnen- en buiten-schoolse situaties met al zijn zintuigen en deze ervaring gebruiken bij zijn eigen dramatisch spel. De leerling kan met anderen een (beschouwings-)gesprek voeren over een voorstelling en er betekenis aangeven.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat, waar, wanneer, de speltechnieken en spelstijlen. De leerling kan onderwerpen/thema's (bijvoorbeeld uit andere leergebieden) gebruiken als inspiratiebron voor het vormgeven van dramatisch spel. De leerling kan zelfstandig of samen met groepsgenoten een rol of spelsituatie bedenken.

De leerling kan zelf een spelimpuls aandragen en meegaan met het spel van een ander. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer in spel vormgeven. De leerling kan zijn emoties uitdrukken in spelwerkelijkheid, betekenis geven aan zijn spel en aan zijn uitvoering zeggingskracht geven. De leerling kan een scène spelen met een duidelijke opbouw en spanningsboog. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel en improvisatiespel/ inspringspel en kan in zijn spel bewust gebruik maken van de theatrale ruimte, het decor en de attributen. De leerling kan een korte, vaste tekst hanteren en kan zelf onder begeleiding een korte dialoog schrijven. De leerling kan samen met anderen in groepsverband een presentatie geven aan een onbekend publiek en maakt hierdoor theater.

De leerling kan aan de hand van zijn spel de keuzes motiveren die hij met zijn groepje heeft gemaakt. (Wat was je/jullie plan? Wat heb je gebruikt als inspiratiebron? Wat heb je onderzocht? Wat is wel/niet gelukt?) De leerling kan een relatie leggen tussen oplossingen en keuzes in zijn eigen werk en die van anderen, waaronder (semi)professionele kunstenaars. De leerling kan zijn waardering uitspreken voor zijn eigen spel en voor het spel en de ideeën van anderen.