Gorgels spelen met je klas!

Een fantasierijke theaterles met het superleuke boek De Gorgels als uitgangspunt!

De les bestaat uit twee delen:

Eerst gaan we bekijken en onderzoeken hoe de Gorgels eruit zien.
Dan gaan we eens uitproberen hoe ze bewegen, welke geluiden ze maken en welke taal ze spreken en of ze talenten of superkrachten hebben.

We leren het Gorgellied en dan begint het naspelen van het verhaal!

In een vertelpantomime, een verhaal dat wordt verteld door de theaterdocent, spelen de kinderen hun eigen Gorgel en zingen ze het Gorgellied.

Een supergave manier om in een korte tijd een leuke eigen voorstelling te maken met de groepen 3 en 4

Over het boek De Gorgels van Jochem Meijer:

'Midden in de nacht wordt Melle wakker. Er zit een vreemd wezentje op de rand van zijn bed. Het lijkt wel een bolletje wol, met armpjes en beentjes en twee harige, puntige oren. Maar als Melle het licht aandoet, is het wezentje verdwenen. Als hij er op school over vertelt, lacht iedereen hem uit. Zelfs papa, die bioloog is, zegt dat het onzin is, dat zulke wezentjes niet bestaan. Maar Melle weet zeker wat hij gezien heeft…'

Een fantasierijk en spannend avontuur over Gorgels, Brutelaars en een jongen met superogen.

Leerplankader

Oriënteren
(10 punten)
Onderzoeken
(20 punten)
Uitvoeren
(65 punten)
Evalueren
(5 punten)

De leerling kan aan de hand van een onderwerp/thema/voorstelling ideeën opdoen en dit als inspiratiebron gebruiken voor eigen dramatisch spel.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat en waar. De leerling kan situaties uit zijn directe leefwereld of uit de media vormgeven in dramatisch spel en een verband leggen tussen een personage en een verhaal. Hij kan daarbij onderscheid maken tussen iemand anders spelen dan zichzelf. De leerling kan meerdere oplossingen bedenken bij het onderzoeken van een opdracht.

De leerling kan door te improviseren zelfstandig en spontaan oplossingen verzinnen. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar in spel vormgeven. De leerling kan uiterlijke kenmerken van zijn rol bedenken en uitbeelden met gebruik van houding, gebaar, stem en taal. De leerling kan, binnen een gegeven kader, een scène met een duidelijke opbouw van begin – midden – eind voorbereiden en spelen. Hij kan daarbij in overleg met anderen keuzes maken en aangeven hoe hij gebruik heeft gemaakt van ideeën die hij heeft opgedaan in de onderzoeksfase. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: (vertel)pantomime, spelen met materialen, teacher in role, tableau vivant, improvisatiespel, afspreekspel, spiegelspel en dialoogspel uitvoeren en kan daarbij, onder begeleiding, onderscheid maken tussen speel- en publieksruimte. De leerling kan met een groepje een presentatie geven voor de eigen groep en/of een andere voor hem bekende publieksgroep.

De leerling kan vertellen over zijn vormgevingsproces en zijn (groeps-) presentatie en kan benoemen wat zijn rol is in de samenwerking met anderen. Hij kan zijn eigen keuzes onder woorden brengen. De leerling staat open voor feedback van anderen en kan dit waarderen.