Van mij

Van mij

 

In VAN MIJ zien we een hele hoge muur. Er omheen lopen kun je niet. Er overheen kijken wel.

Er zit een deur in de muur maar die is op slot. Wat is er achter?

Vóór die muur een kind, een vrouw en een oude man.

Iedereen heeft zo zijn eigen spullen, gedachten, wensen en dromen.

Is het van jou of van mij?

Door de plotselinge komst van vreemde voorwerpen die over de muur vliegen of uit de lucht komen vallen ontstaat er een dilemma.

Wat zijn het?

Wie mag het hebben?

En waarom? Zestien vorken, een blauwe beer met één oog, ballen waar iets in zit maar die je niet open kunt krijgen, pakjes eindeloos pakpapier.

Hou van mij

Van wie zijn die spullen?

Is het van jou of van mij?

Op een poëtische manier wil VAN MIJ haar publiek laten zien wat geven en nemen, hebben en houden en delen en vermenigvuldigen is.

We belanden in een wereld die uit meer bestaat dan ‘iets’ of jij alleen. Harmonie is het streven, delen het doel.

De gedichten van Ted van Lieshout uit het boek ‘Hou van mij’ vormen het uitgangspunt van deze voorstelling.

 

Educatie

Theater Gnaffel biedt voorafgaand aan de voorstelling een inleidende lesbrief waarin poëzie en het thema van de voorstelling centraal staan. Na afloop van de voorstelling wordt er een project aangeboden waarbij leerlingen worden uitgedaagd hun meest dierbare bezit te delen met anderen.

Leerplankader

Oriënteren
(50 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het onderwerp/thema openstellen voor dramatisch spel in binnen- en buitenschoolse situaties met al zijn zintuigen. De leerling kan gericht kijken en praten over het aangeboden verhaal (zoals een theaterstuk, prentenboek) en elementen uit dit verhaal als inspiratiebron gebruiken voor eigen dramatisch spel.

De leerling kan zijn persoonlijke ervaringen uit het dagelijkse leven vertalen in spelsituaties. De leerling kan onder begeleiding een spelidee aanreiken en meegaan met een spelidee van een ander.

De leerling kan onder begeleiding improviseren op spelimpulsen. De leerling kan de spelelementen wie, wat en waar in spel vormgeven. De leerling kan alleen, of samen met zijn groepsgenoten eenvoudige spelsituaties, rollen en verhalen spelen. Hierbij ligt de nadruk op beweging. De leerling kan actief meespelen met de dramatische werkvormen: (vertel)pantomime, spelen met materialen, teacher in role, tableau vivant en improvisatiespel.

De leerling kan kijken naar en praten over het spel van zichzelf en dat van zijn groepsgenoten. Dit geldt zowel voor zijn spel als voor zijn rol. (Wat heb je gespeeld? Hoe heb je dat gedaan?) De leerling kan verschillende emoties van gespeelde situaties en rollen benoemen. De leerling accepteert en respecteert meningen, ideeën en gevoelens van anderen over zijn eigen spel.