Circus Charms - Frank en Rene Groothof

Circus Charms - Frank en Rene Groothof

Circus Charms

 

 

Frank en René zijn spreekstalmeesters van een variété-ochtend vol muziek, sketches, circus-acts en film. Ze zijn echter vooral met elkaar bezig, op allerlei manieren. Vertellen elkaar verhalen, sprookjes, maken ruzie, broedertwist en broederliefde strijden om aandacht.

 Iedere keer als zij een act aankondigen, of het nou acrobaten-, clowns- of trapeze-acts zijn, komt er een orkest op en krijgt de muziek voorrang. De muziek is nieuw, anders, expressief en soms verstild en wordt gespeeld door 8 bevlogen musici. Frank en René willen meedoen. Samen met het orkest zingen ze met volle overgave Russische liederen, die volkomen absurd zijn. De musici gaan mee doen met het circus. De Russische hoornist draagt een gedicht voor, de slagwerker voert een acrobatische act uit vooraan op het podium. Uiteraard nemen Frank en René het weer over door rotzooi te trappen en chaos te creëren.

 

MAKERS EN UITVOERENDEN
Regie, spel & zang: Frank Groothof & René Groothof
Ensemble SeaSession:
Fluit: Ingrid Geerlings
Hobo: Evert Weidner
Hoorn: Sergei Dovgaliouk
Viool: Marijke van Kooten
Cello: Anneke Janssen
Contrabas: Quirijn van Regteren Altena
Piano: Pauline Post
Slagwerk: Pepe Garcia
Animatiefilms: Sjeng Schupp www.sjengschupp.nl
Kostuums en toneelbeeld: Lynne Leegte www.lynneleegte.nl
Eindregie: Aike Dirkzwager
Muziek: Russische kamermuziek uit de jaren '20 : Alexander Mosolov, Alexei Deshevov, Arno Babadjanjan, Alexej Zhivotov, Leonid Polovinkin.

 

Leerplankader

Oriënteren
(50 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(25 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan objectief kennisnemen van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de componist.

De leerling kan muzikale thema’s in muziek van een breed repertoire herkennen en benoemen. De leerling kan met gebruikmaking van klank- en vormaspecten van muziek bewust structuur aanbrengen in zijn composities.

De leerling kan een lied zelfstandig correct zingen. De leerling kan in canon zingen. De leerling kan eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen uitvoeren. De leerling kan adequaat reageren op een inzetgebaar bij canonzingen. De leerling kan bestaande grafisch- en traditioneel genoteerde composities auditief volgen en uitvoeren. De leerling kan tijdens het musiceren luisteren naar anderen en een kwalitatieve bijdrage leveren aan het gezamenlijke muzikale resultaat. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een eigen idee of bestaande compositie aan anderen presenteren.

De leerling kan de gemaakte keuzes uit zijn muzikale ideeën en alternatieven toelichten. De leerling kan constructieve feedback geven en van anderen ontvangen. De leerling heeft enig inzicht in de invloed van muziek op mensen door middel van massamedia.

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor dramatisch spel in binnen- en buiten-schoolse situaties met al zijn zintuigen en deze ervaring gebruiken bij zijn eigen dramatisch spel. De leerling kan met anderen een (beschouwings-)gesprek voeren over een voorstelling en er betekenis aangeven.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat, waar, wanneer, de speltechnieken en spelstijlen. De leerling kan onderwerpen/thema's (bijvoorbeeld uit andere leergebieden) gebruiken als inspiratiebron voor het vormgeven van dramatisch spel. De leerling kan zelfstandig of samen met groepsgenoten een rol of spelsituatie bedenken.

De leerling kan zelf een spelimpuls aandragen en meegaan met het spel van een ander. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer in spel vormgeven. De leerling kan zijn emoties uitdrukken in spelwerkelijkheid, betekenis geven aan zijn spel en aan zijn uitvoering zeggingskracht geven. De leerling kan een scène spelen met een duidelijke opbouw en spanningsboog. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel en improvisatiespel/ inspringspel en kan in zijn spel bewust gebruik maken van de theatrale ruimte, het decor en de attributen. De leerling kan een korte, vaste tekst hanteren en kan zelf onder begeleiding een korte dialoog schrijven. De leerling kan samen met anderen in groepsverband een presentatie geven aan een onbekend publiek en maakt hierdoor theater.

De leerling kan aan de hand van zijn spel de keuzes motiveren die hij met zijn groepje heeft gemaakt. (Wat was je/jullie plan? Wat heb je gebruikt als inspiratiebron? Wat heb je onderzocht? Wat is wel/niet gelukt?) De leerling kan een relatie leggen tussen oplossingen en keuzes in zijn eigen werk en die van anderen, waaronder (semi)professionele kunstenaars. De leerling kan zijn waardering uitspreken voor zijn eigen spel en voor het spel en de ideeën van anderen.