HULP BIJ DE GROEP 8 EINDMUSICAL OF EINDFILM

HULP BIJ DE GROEP 8 EINDMUSICAL OF EINDFILM

Maak met je leerlingen een eigen eindmusical of eindfilm met behulp van een theater- of filmdocent. 

Door het werken vanuit een duidelijk werkboek kan in een korte tijd in stappen worden gewerkt aan een prachtig eindresultaat.
En minstens zo belangrijk zijn de leerzame lessen en de eigen inbreng van de leerlingen.
De leerkracht bepaalt zelf hoe vaak de theater- of filmdocent wordt ingezet. 

Dit aanbod geeft je in de laatste weken van het schooljaar de mogelijkheid om met groep 8:
Een (eigen of bestaande) eindmusical te maken en de musical te laten vastleggen
Een (eigen of bestaande) eindfilm te maken

Vraag nu vrijblijvend informatie aan over de verschillende mogelijkheden.

e. info@theatermakerijenschede.nl
t. 0641217204

 

 

Leerplankader

Oriënteren
(20 punten)
Onderzoeken
(10 punten)
Uitvoeren
(60 punten)
Evalueren
(10 punten)

De leerling kan zijn eigen dramatisch spel afstemmen met de groep en dit gebruiken in een presentatie (zoals een theaterstuk). De leerling kan de verschillende betekenissen die anderen aan theater geven vergelijken met zijn eigen betekenisgeving.

De leerling kan onderzoek doen naar de mogelijke betekenis en de zeggingskracht van spelelementen (wie, wat, waar, wanneer en waarom), speltechnieken en spelstijlen die nodig zijn voor het maken van een scène. Hij kan de opbouw van een toneelstuk (begin, midden, eind en scènes) benoemen. De leerling kan een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen, en kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria en/of die van de groep.

De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer en waarom in spel vormgeven. De leerling kan betekenis en zeggingskracht geven aan zijn spel door een duidelijke inzet van speltechnieken, spelstijlen, (vaste) tekst en (gespeelde) emoties. De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen tussen de scène en de onderzoeksfase. Hij staat daarbij open voor feedback van anderen. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel, improvisatiespel/ inspringspel en voordrachtspel en kan de theatrale vormgeving (decor, kostuums) bewust toepassen in een scène of toneelstuk. De leerling herkent bovenstaande spelopdrachten en dramatische werkvormen en kan verschillen benoemen. De leerling kan zelfstandig een dialoog schrijven en kan een voorstelling maken voor een publiek dat gebaseerd is op een zelfgemaakt of bestaand verhaal. De leerling kan in de les of voor (onbekend) publiek met een duidelijke expressie (verbaal en non-verbaal) spelen.

De leerling kan zijn spelkwaliteiten en ontwikkelpunten en die van andere leerlingen benoemen en kan daarbij zijn eigen criteria (en/of die van de groep) vergelijken met de criteria van de opdracht. De leerling kan een relatie leggen tussen zijn eigen betekenisgeving en die van anderen, waaronder (semi) professionele kunstenaars. De leerling kan de feedback over zijn spel en dat van andere leerlingen uit zijn groepje toepassen in zijn spel.