Groep 8 eindfilm maken (het hele proces)

Met groep 8 een eindfilm maken! Dat is een fantastische klus. 

In 6 weken tijd werkt de klas aan de voorbereiding voor de echte draaidagen.

Door het werken vanuit een duidelijke lesmethode kan in een korte tijd in stappen worden gewerkt aan een prachtig eindresultaat. 

Dit aanbod geeft je in de laatste weken van het schooljaar de mogelijkheid om met groep 8 een eigen eindfilm te maken

Let op: op tijd reserveren is aan te raden!

Oriënteren
Een docent van de theatermakerij geeft een oriënterende les en geeft de opdracht om aan de slag te gaan met het bedenken van een thema en een genre voor de te maken scènes. De groepen worden ingedeeld.

Onderzoeken 
De leerkracht ontvangt de lesmethode film maken. De leerlingen werken in groepjes aan de scènes, het scenario, de rollen en het storyboard. De eigen leerkracht is de begeleider.
Als de scènes af zijn komt de vakdocent naar de school om de scènes te bekijken en van al het gemaakte materiaal één filmscenario te maken.

Uitvoeren 
Tijdens de draaidag, een hele schooldag, worden alle filmscènes opgenomen. Er wordt altijd een reservedag gepland (film maken kost veel tijd)

Evalueren 
Tijdens de lessen van de vakdocent wordt er gereflecteerd op de oefeningen in de eerste les en tijdens de kijkles worden de scènes en de maakperiode geêvalueerd om goed inzicht te krijgen in wat de leerlingen met de scènes willen vertellen. De film wordt gemonteerd door een docent van de theatermakerij. De leerlingen kijken de eindfilm tijdens de afscheidsavond. 

Aansluiten op lesprogramma  
Groep 8 eindfilm maken het hele proces sluit aan bij kerndoelen Nederlands (1, 2, 9), Oriëntatie op jezelf en de wereld (37), Kunstzinnige Oriëntatie (54, 55, 56) en Bewegingsonderwijs (58).

De film wordt op maat gemaakt al naar gelang de wensen van de school, er kan in overleg ook een boek als uitgangspunt worden gekozen.

Onze workshops worden gegeven door HBO-geschoolde theaterdocenten

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan zijn eigen dramatisch spel afstemmen met de groep en dit gebruiken in een presentatie (zoals een theaterstuk). De leerling kan de verschillende betekenissen die anderen aan theater geven vergelijken met zijn eigen betekenisgeving.

De leerling kan onderzoek doen naar de mogelijke betekenis en de zeggingskracht van spelelementen (wie, wat, waar, wanneer en waarom), speltechnieken en spelstijlen die nodig zijn voor het maken van een scène. Hij kan de opbouw van een toneelstuk (begin, midden, eind en scènes) benoemen. De leerling kan een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen, en kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria en/of die van de groep.

De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer en waarom in spel vormgeven. De leerling kan betekenis en zeggingskracht geven aan zijn spel door een duidelijke inzet van speltechnieken, spelstijlen, (vaste) tekst en (gespeelde) emoties. De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen tussen de scène en de onderzoeksfase. Hij staat daarbij open voor feedback van anderen. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel, improvisatiespel/ inspringspel en voordrachtspel en kan de theatrale vormgeving (decor, kostuums) bewust toepassen in een scène of toneelstuk. De leerling herkent bovenstaande spelopdrachten en dramatische werkvormen en kan verschillen benoemen. De leerling kan zelfstandig een dialoog schrijven en kan een voorstelling maken voor een publiek dat gebaseerd is op een zelfgemaakt of bestaand verhaal. De leerling kan in de les of voor (onbekend) publiek met een duidelijke expressie (verbaal en non-verbaal) spelen.

De leerling kan zijn spelkwaliteiten en ontwikkelpunten en die van andere leerlingen benoemen en kan daarbij zijn eigen criteria (en/of die van de groep) vergelijken met de criteria van de opdracht. De leerling kan een relatie leggen tussen zijn eigen betekenisgeving en die van anderen, waaronder (semi) professionele kunstenaars. De leerling kan de feedback over zijn spel en dat van andere leerlingen uit zijn groepje toepassen in zijn spel.