Graffiti Jaxx

Graffiti-Jaxx
Pimp de mooiste Hip Hop mode

Oriënteren:
De leerlingen oriënteren zich in de klas met de leerkracht op de Hip Hop herkomst van Graffiti kunst op spijkerstof. In de lesbrief bekijken ze enkele video’s van verscheidene technieken. Op papier gaan zij alvast bezig met ontwerpen maken. Ze gaan ook het maken van gepaste Sjablonen onderzoeken.

Onderzoeken:
De leerlingen maken vanuit de lesbrief een vooropdracht. Ze gaan een blueprint maken van de techniek met papier, sjablonen en hun eigen fantasie. Er wordt geoefend met letters maar ook met vrije beeldende kunst ideeën.

Uitvoeren:
De leerlingen worden ontvangen in het handenarbeidlokaal. Maar eerst spreekt de gast docent de groep in de klas aan. Ze nemen het materiaal van de vooropdracht mee. Er volgt een uitleg over het materiaal en veiligheid. Daarna krijgt de klas buiten een centrale presentatie. Daarna gaat de groep zelf aan de slag. Buiten op nevelende wijze de sjablonen inspuiten en dan binnen afwerken.

Evalueren:
Na de workshop volgt een groepsfoto en een catwalk in de klas. Daarna is er een eind gesprek. Hier vertellen de deelnemers wat ze geleerd hebben. De leerlingen reflecteren met de gastdocent op de workshop. Wat heb je geleerd, wat is vernieuwend geweest, hoe vond je het samenwerken, wil je dit blijven doen, wil je weten waar je de materialen kan kopen.

 

 

Leerplankader

Oriënteren
(20 punten)
Onderzoeken
(10 punten)
Uitvoeren
(45 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.