Zij, jij en de tijd.
Zij, jij en de tijd - Een workshop van Kaliber Kunstenschool!
De leerlingen van groep 7 en 8 maken sprongen door de tijd aan de hand van verschillende bekende personen uit de geschiedenis. Zo wonen er personages uit alle tijden in één straat, waar ze bij elkaar aanbellen. Of kom je zomaar een beroemd persoon tegen in het park.
Oriënteren
De leerlingen gaan met elkaar in gesprek over tijdreizen.
Onderzoeken
In de voorbereidende les zitten verschillende lesopties die elk ingaan op een bekend persoon uit de geschiedenis. Kies uit een beeldende opdracht over Vincent van Gogh, een taalopdracht over Anne Frank of een theateropdracht of Martin Luther King.
Uitvoeren
Na een inleidend gesprek over verschillende periodes en personen uit de geschiedenis wordt er gestart met een warming-up oefening. Vervolgens gaan de leerlingen aan de slag met verschillende laagdrempelige theateroefeningen waarbij historische personen steeds terugkomen.
Evalueren
De leerlingen hebben inhoudelijk geleerd over personen uit de geschiedenis. Maar ze hebben natuurlijk ook geleerd over toneelspelen, een rol aannemen, jezelf presenteren. Hoe vonden ze dat om te doen? En wat hebben ze daarvan geleerd?
Oriënteren
(25 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(25 punten)
Evalueren
(25 punten)
De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.
De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.
De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.
De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.