AnimatieLAB

Oriënteren:

De leerlingen oriënteren zich in de klas met de leerkracht over Animatie. Wat is een Animatie? Wat weten de leerlingen al van Animatie? Hoe ziet een Animatie eruit? 

Wie maakt een Animatie?

 

Onderzoeken:

Het AnimatieLAB is een digitale speeltuin met de focus op stopmotion. Het laat leerlingen kennismaken met verschillende vormen van animatie waarbij storytelling een belangrijk onderdeel is. Door leerlingen (en leerkrachten) zelf aan de slag te laten gaan, ervaren ze de creatieve kanten van filmeducatie. In het AnimatieLAB krijgen de leerlingen alle vrijheid om echte kennis te maken met het beleven, verwoorden, onderzoeken en creëren van een stopmotion. Het zelf ontdekken, enthousiasmeert en inspireert leerlingen tot het maken en verwoorden van nieuwe, eigen verhalen en het reflecteren daarop. 

 

Uitvoeren:

Naar aanleiding van de bijbehorende LessonUp gaan de leerlingen aan de slag.

 

Evalueren:

De leerlingen reflecteren samen op de Animatie. Wie heeft er ooit al een Animatie gemaakt? 

 

Aansluiten op lesprogramma:

Het AnimatieLAB is een samenwerking tussen Concordia filmeducatie en de Theatermakerij 

Voorbereidend lesmateriaal

animatielab voorbereidende les

LessonUp AnimatieLAB

Leerplankader

Oriënteren
(25 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(25 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.