Sokpopconcert

Tijdens het sokpopconcert dansen en zingen de leerlingen mee met hits van o.a. het Junior Songfestival en Kinderen voor Kinderen. Aan het eind van het concert mag iedereen zich een ware popster noemen!

Omschrijving activiteit
Voor het sokpopconcert wordt het speellokaal op jouw school omgetoverd tot een klein theater. Sokpoppen Simon en Tineke bereiden zich samen met de leerlingen voor om echte popsterren te worden. Ze warmen hun stem en lichaam op en zingen en dansen mee met de laatste kindvriendelijke hits. Gedurende 30 minuten is het feest!

Orienteren:
Voorafgaand aan het concert ontvangt de groepsleerkracht een lesbrief. Deze lesbrief bevat twee lessen. In de eerste les knutselen de leerlingen in de klas een eigen sokpop.

Onderzoeken:
Wanneer elke leerling een eigen sokpop heeft gemaakt volgt les twee. Door middel van video's en audiofragmenten leren de leerlingen alvast een aantal liedjes voor het concert. Denk aan 'daba die daba daa van Kinderen voor kinderen'. Een heerlijk nummer om samen met je sokpop te zingen. 

Uitvoeren:
De leerlingen gaan naar het concert en zingen en dansen mee samen met hun sokpop.

Reflecteren:
Na afloop van het concert reflecteert de leerkracht met de leerlingen in de klas a.d.h.v. verschillende vragen. Wat hebben we gedaan? Welke liedjes heb je gehoord? Herkende je een liedje? Wat moet je allemaal doen om een popster te worden? 

Leerdoelen:
Het sokpopconcert sluit aan bij de kerndoelen 54 en 55. De tule doelen van de leerlijnen muziek en beweging voor groep 1 en 2 komen terug in deze activiteit. 

Dit is wat docenten zeggen na afloop van het concert: 
''Het was super leuk! De kinderen moesten in het begin even aangemoedigd worden om mee te doen maar daarna gingen ze helemaal los met het zingen en ook met het dansen.''

''Tijdens de voorstelling werden de kinderen betrokken door het stellen van vragen.''

''De kinderen deden goed mee en gingen helemaal op in het theaterspel van de sokpoppen.'' (docent speciaal onderwijs)

''De kinderen hebben genoten.''

Voorafgaand aan de voorstelling ontvangt de ICC’er het lesmateriaal via de mail en stuurt deze door naar de desbetreffende docent. Heb je nog geen lesmateriaal ontvangen? Neem contact op met je ICC’er. 

 

 

 

 

 

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan actief luisteren naar (live) muziek uit een breed muziek(-theater) repertoire, aansluitend bij zijn belevings-wereld. De leerling kan kennisnemen van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de componist.

De leerling kan verschillen in klank en de vormaspecten herhaling en contrast in een breed repertoire van muziek herkennen en benoemen. De leerling kan muziekstukjes ontwerpen met (willekeurige) gebruikmaking van muzikale tegenstellingen, herhaling en contrast. De leerling kan zijn muzikale ideeën picturaal en grafisch weergeven en reproduceren.

De leerling kan zuiver, helder gearticuleerd en met expressie zingen in een omvang van c’-c’’. De leerling kan meezingen met een begeleiding. De leerling kent liedjes in meerdere talen en van diverse culturen. De leerling kan de maat en eenvoudige ritmische (begeleidings-) patronen uitvoeren. De leerling kan adequaat reageren op eenvoudige (lied)leidingsgebaren voor maat/puls. De leerling kan in groepsverband picturaal en eenvoudig grafisch genoteerde composities uitvoeren. De leerling kent de namen en speelwijzen van het schoolinstrumentarium en van enkele veelvoorkomende instrumenten van het pop- en (Westerse) klassieke instrumentarium. De leerling heeft bij het musiceren in groepsverband aandacht voor het samen zingen en spelen. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een kort muziekstukje aan anderen presenteren.

De leerling kan (in overleg) muzikale keuzes maken en daarover vertellen. De leerling kan feedback geven op het werk(proces) van anderen. De leerling heeft enige kennis van de plaats van muziek in het leven van mensen van vroeger en nu.

De leerling kan aan de hand van een onderwerp/thema/voorstelling ideeën opdoen en dit als inspiratiebron gebruiken voor eigen dramatisch spel.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat en waar. De leerling kan situaties uit zijn directe leefwereld of uit de media vormgeven in dramatisch spel en een verband leggen tussen een personage en een verhaal. Hij kan daarbij onderscheid maken tussen iemand anders spelen dan zichzelf. De leerling kan meerdere oplossingen bedenken bij het onderzoeken van een opdracht.

De leerling kan door te improviseren zelfstandig en spontaan oplossingen verzinnen. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar in spel vormgeven. De leerling kan uiterlijke kenmerken van zijn rol bedenken en uitbeelden met gebruik van houding, gebaar, stem en taal. De leerling kan, binnen een gegeven kader, een scène met een duidelijke opbouw van begin – midden – eind voorbereiden en spelen. Hij kan daarbij in overleg met anderen keuzes maken en aangeven hoe hij gebruik heeft gemaakt van ideeën die hij heeft opgedaan in de onderzoeksfase. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: (vertel)pantomime, spelen met materialen, teacher in role, tableau vivant, improvisatiespel, afspreekspel, spiegelspel en dialoogspel uitvoeren en kan daarbij, onder begeleiding, onderscheid maken tussen speel- en publieksruimte. De leerling kan met een groepje een presentatie geven voor de eigen groep en/of een andere voor hem bekende publieksgroep.

De leerling kan vertellen over zijn vormgevingsproces en zijn (groeps-) presentatie en kan benoemen wat zijn rol is in de samenwerking met anderen. Hij kan zijn eigen keuzes onder woorden brengen. De leerling staat open voor feedback van anderen en kan dit waarderen.

De leerling kan door middel van dansante, muzikale en visuele bronnen associatief ideeën opdoen en dit als inspiratiebron voor eigen dans gebruiken.

De leerling kan binnen de context van de opdracht de danselementen tijd, ruimte en kracht onderzoeken en de uitdrukkingsmogelijkheden ervan verkennen. De leerling kan zelfstandig emoties uitdrukken in dans en onderzoek doen naar de mogelijke betekenis van dans in relatie tot zijn eigen ervaringen en gevoelens.

De leerling kan via dans reageren op de stemming van verschillende soorten muziek en snelle en langzame tempowisselingen in muziek herkennnen. De leerling kan enkele dansbegrippen, danspassen en stijlkenmerken vormgeven in dansbewegingen. De leerling kan met een groepje een danspresentatie geven aan de eigen groep en een bekende publieksgroep.

De leerling kan vertellen over zijn dans en het vormgevingsproces en benoemen wat zijn rol is in samenwerking met anderen. Hij kan zijn eigen keuzes motiveren. De leerling kan respect en waardering tonen voor de dansuitingen van een ander uit de groep. De leerling kan openstaan voor de feedback van een ander.