Fake Nieuwtjes

Fake nieuws!

 

In de workshop Fake Nieuws leren kinderen hoe ze een fake-nieuwsbericht kunnen onderscheiden van een écht nieuwsbericht. Daarnaast leren ze om zelf een nieuwsbericht te maken en te presenteren in een echte tv studio.

Een leuke les vol (media) wijsheid!

Oriënteren
De leerkracht ontvangt een brief met daarin een korte voorbereidende opdracht over (fake) nieuws, die via een link in LessonUp wordt aangeboden. De leerlingen schrijven in groepjes een nieuwsbericht.

Onderzoeken 
In het eerste deel van de workshop onderzoeken we met de leerlingen wat fake nieuwsberichten zijn en hoe ze deze kunnen herkennen. 

Uitvoeren 
In het tweede deel van de workshop oefenen en filmen de leerlingen hun eigen geschreven nieuwsberichten. De leerlingen lezen hun berichtjes met een echte autoque. Ook werken er leerlingen achter de schermen als regisseur, zij bepalen welke achtergrond het nieuwsbericht heeft en met welke camera er wordt opgenomen. 

Evalueren 
Tijdens de workshop reflecteert de docent voortdurend met de leerlingen op de uitvoering van de oefeningen. De gemaakte nieuwsberichten worden met een wedtransfer link gemaild naar de school. Daarbij ontvangt de leerkracht in de begeleidende brief instructies voor een passende afsluitende les waarin de klas als vervolgstap een nieuwsbericht over de school of de klas ontwikkelt.

Aansluiten op lesprogramma  
De workshop Fake Nieuws en het educatieve programma sluiten aan bij de kerndoelen Nederlands (1, 2, 9), Oriëntatie op jezelf en de wereld (37), Kunstzinnige Oriëntatie (54, 55, 56) en Bewegingsonderwijs (58).

Onze workshops worden gegeven door HBO-geschoolde theaterdocenten

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan zijn eigen dramatisch spel afstemmen met de groep en dit gebruiken in een presentatie (zoals een theaterstuk). De leerling kan de verschillende betekenissen die anderen aan theater geven vergelijken met zijn eigen betekenisgeving.

De leerling kan onderzoek doen naar de mogelijke betekenis en de zeggingskracht van spelelementen (wie, wat, waar, wanneer en waarom), speltechnieken en spelstijlen die nodig zijn voor het maken van een scène. Hij kan de opbouw van een toneelstuk (begin, midden, eind en scènes) benoemen. De leerling kan een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen, en kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria en/of die van de groep.

De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer en waarom in spel vormgeven. De leerling kan betekenis en zeggingskracht geven aan zijn spel door een duidelijke inzet van speltechnieken, spelstijlen, (vaste) tekst en (gespeelde) emoties. De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen tussen de scène en de onderzoeksfase. Hij staat daarbij open voor feedback van anderen. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel, improvisatiespel/ inspringspel en voordrachtspel en kan de theatrale vormgeving (decor, kostuums) bewust toepassen in een scène of toneelstuk. De leerling herkent bovenstaande spelopdrachten en dramatische werkvormen en kan verschillen benoemen. De leerling kan zelfstandig een dialoog schrijven en kan een voorstelling maken voor een publiek dat gebaseerd is op een zelfgemaakt of bestaand verhaal. De leerling kan in de les of voor (onbekend) publiek met een duidelijke expressie (verbaal en non-verbaal) spelen.

De leerling kan zijn spelkwaliteiten en ontwikkelpunten en die van andere leerlingen benoemen en kan daarbij zijn eigen criteria (en/of die van de groep) vergelijken met de criteria van de opdracht. De leerling kan een relatie leggen tussen zijn eigen betekenisgeving en die van anderen, waaronder (semi) professionele kunstenaars. De leerling kan de feedback over zijn spel en dat van andere leerlingen uit zijn groepje toepassen in zijn spel.