Meisje met de zwavelstokjes

Meisje met de zwavelstokjes

In deze bijzondere voorstelling volg je het leven van een jong meisje dat op koude winteravonden zwavelstokjes moet verkopen. Terwijl de wereld om haar heen feestviert, zwalkt ze door de straten, zoekend naar warmte en hoop.

Na het succes van de magische kerstmusical "Scrooge", brengen de makers een gloednieuwe productie naar Wilminktheater en Muziekcentrum Enschede. Op de vrijdag voor de kerstvakantie kun je genieten van "Meisje met de Zwavelstokjes". Een meeslepende musical gebaseerd op het geliefde verhaal van Hans Christian Andersen, uitgevoerd in de sfeervolle Dickensstijl. De leerlingen bereiden zich voor op de voorstelling aan de hand van een lesbrief. Deze wordt uitgevoerd door de docent. 

Mocht je klas niet kunnen op vrijdag 19 december. Bij genoeg aanmeldingen is het mogelijk om een extra voorstelling te organiseren op donderdag 18 december. Neem contact op met Aileen Dietrich a.dietrich@wilminktheater.nl voor meer informatie. 

Oriënteren:
In deze fase introduceert de leerkracht het sprookje ‘Het meisje met de zwavelstokjes’ door het verhaal voor te lezen. Vervolgens gaat de leerkracht in gesprek met de leerlingen over het meisje. Hoe zou ze heten? Wat zijn haar hobby’sWat is haar haarkleurDe leerlingen geven antwoord op deze vragen door ze te beantwoorden via een werkblad. Dit werkblad heeft de vorm van een vriendenboekje. 

Onderzoeken:
In deze fase gaat de leerkracht dieper in op de vier hallucinaties uit het verhaal. Deze hallucinaties zorgen voor de structuur in de voorstelling en hebben een diepere betekenis. De begrippen naastenliefde en rijkdom worden besproken. Vervolgens krijgen de leerlingen de opdracht om hun eigen droom kerstfeest te beschrijven. Alles is mogelijk en niks is te gek. De leerlingen beantwoorden vragen als wat voor hapjes/drankjes zijn er?’ en wie zitten er allemaal aan tafel? ’Welke persoon die nu in de sterrenhemel is zou je graag aan tafel willen zien? 

Uitvoeren:
In deze fase bezoeken de leerlingen de voorstelling in het Muziekcentrum in Enschede. 

Reflecteren:
Na afloop van de voorstelling bespreekt de docent de voorstelling in de klas. Stel vragen als: Wat hebben we gezien? Wat vond je het mooist? Wat vond je minder mooi? Hebben we de vier hallucinaties terug gezien? Zo ja: hoe heb je deze terug gezien? Kwam dit door het decor of door de tekst van de acteurs? 

Leerdoelen:
De voorstelling sluit aan bij de volgende kerndoelen: 

  • Kerndoel 37, vakgebied Oriëntatie op de jezelf en de wereld, m.b.t. de tule doelen mens en samenleving, samenleven, waarden en normen. 
  • Kerndoel 54, vakgebied Kunstzinnige oriëntatie m.b.t. de tule doelen taal en spel.

Voorafgaand aan de voorstelling ontvangt de ICC’er het lesmateriaal via de mail en stuurt deze door naar de desbetreffende docent. Heb je nog geen lesmateriaal ontvangen? Neem contact op met je ICC’er. 

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan (binnen een inspirerende werkvorm) met aandacht luisteren naar muziek van buiten zijn belevingswereld. De leerling kan de eigen betekenisgeving aan muziek spiegelen aan die van anderen, en staat daarbij open voor andere ideeën.

De leerling kan variaties op thema’s in muziek herkennen en analyseren. De leerling kan variatie als vormprincipe toepassen in zijn composities. De leerling kan zijn muzikale ideeën vormgeven en eventueel verklanken met gebruikmaking van (muziek)technologie. De leerling kan specifieke klankaspecten onderscheiden en die weergeven in passende grafische symbolen.

De leerling kent meerdere canons. De leerling kan eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen spelen binnen meerstemmigheid. De leerling kent de namen en speelwijzen van het schoolinstrumentarium en die van het pop- en (Westerse) klassieke instrumentarium. De leerling kan presenteren met overtuiging.

De leerling kan ontvangen suggesties verwerken in zijn werk(proces). De leerling heeft enig inzicht in de manier waarop muziek het gedrag van mensen kan beïnvloeden.

De leerling kan zijn eigen dramatisch spel afstemmen met de groep en dit gebruiken in een presentatie (zoals een theaterstuk). De leerling kan de verschillende betekenissen die anderen aan theater geven vergelijken met zijn eigen betekenisgeving.

De leerling kan onderzoek doen naar de mogelijke betekenis en de zeggingskracht van spelelementen (wie, wat, waar, wanneer en waarom), speltechnieken en spelstijlen die nodig zijn voor het maken van een scène. Hij kan de opbouw van een toneelstuk (begin, midden, eind en scènes) benoemen. De leerling kan een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen, en kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria en/of die van de groep.

De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer en waarom in spel vormgeven. De leerling kan betekenis en zeggingskracht geven aan zijn spel door een duidelijke inzet van speltechnieken, spelstijlen, (vaste) tekst en (gespeelde) emoties. De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen tussen de scène en de onderzoeksfase. Hij staat daarbij open voor feedback van anderen. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel, improvisatiespel/ inspringspel en voordrachtspel en kan de theatrale vormgeving (decor, kostuums) bewust toepassen in een scène of toneelstuk. De leerling herkent bovenstaande spelopdrachten en dramatische werkvormen en kan verschillen benoemen. De leerling kan zelfstandig een dialoog schrijven en kan een voorstelling maken voor een publiek dat gebaseerd is op een zelfgemaakt of bestaand verhaal. De leerling kan in de les of voor (onbekend) publiek met een duidelijke expressie (verbaal en non-verbaal) spelen.

De leerling kan zijn spelkwaliteiten en ontwikkelpunten en die van andere leerlingen benoemen en kan daarbij zijn eigen criteria (en/of die van de groep) vergelijken met de criteria van de opdracht. De leerling kan een relatie leggen tussen zijn eigen betekenisgeving en die van anderen, waaronder (semi) professionele kunstenaars. De leerling kan de feedback over zijn spel en dat van andere leerlingen uit zijn groepje toepassen in zijn spel.