Kees

Deze voorstelling gaat over grenzeloze fantasie. Ontdek of fantasie iets is om bang voor te zijn of dat het iets is wat juist veel kan brengen. 

Omschrijving voorstelling:
Kees woont in een oud huis, samen met zijn ouders maar die zijn er bijna nooit. Maar dat geeft niks want Kees heeft een geweldige fantasie. Op zijn kamer bouwt hij de meest fantastische hutten, tekent hij gekke cartoon figuren of verzint hele verhalen over ridders, kastelen en rovers. Soms, als hij nog wakker in zijn bed ligt, wordt hij weleens bang. Hij hoort hij zijn ouders beneden praten over het nieuws op tv of over ruzies op het werk. Omdat hij het allemaal niet begrijpt, begint hij met zijn ongeremde fantasie deze verhalen aan elkaar te knopen tot grote onoverwinnelijke monsters, die zijn wereld binnen willen dringen. De fantasie van Kees stopt nooit, hij gaat er op uit om op avontuur te gaan en zijn angsten te trotseren…

Via de volgende link ontvang je het lesmateriaal. Het creatieve proces is geschreven vanuit het lesmateriaal:
https://percossa.nl/lesmateriaal-kees

Oriënteren:
In deze fase worden de leerlingen voorbereid op het bezoeken van de voorstelling. De voorbereiding gebeurd in de klas en wordt uitgevoerd door de leerkracht. Het lespakket bestaat uit drie korte video’s. In deze lessen gaan de spelers van de voorstelling samen met jullie het lied uit de voorstelling zingen, bewegen, tekenen en componeren. Sommige opdrachten komen zelfs in de voorstelling terug! Bij elke video zit een korte lesbrief voor de leerkracht met benodigdheden zoals teksten, tekeningen en extra opdrachten. Je kunt natuurlijk altijd even de video pauzeren, of terugspoelen. Handig bijvoorbeeld voor tijdens het oefenen van het lied.

Onderzoeken:
In deze fase bezoeken de leerlingen de voorstelling in het muziekcentrum in Enschede. 

Uitvoeren:
In deze fase gaan de leerlingen onder begeleiding van de leerkracht nog een keer aan de slag met het materiaal van de voorstelling. Herhaal bijvoorbeeld het lied en voer de componeeropdracht nog een keer uit. Wellicht kan de muziekdocent deze elementen opnemen in de muziekles. 

Evalueren: 
In deze fase evalueren de leerlingen het gehele proces aan de hand van vragen. Deze vragen worden gesteld door de leerkracht. 

Leerdoelen:
De voorstelling sluit aan bij kerndoel 54 kunstzinnige oriëntatie, vakgebied muziek. De tule doelen vanuit zingen, luisteren en muziek maken komen aan bod. 

Voorafgaand aan de voorstelling ontvangt de ICC’er het lesmateriaal via de mail en stuurt deze door naar de desbetreffende docent. Heb je nog geen lesmateriaal ontvangen? Neem contact op met je ICC’er. 

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan objectief kennisnemen van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de componist.

De leerling kan muzikale thema’s in muziek van een breed repertoire herkennen en benoemen. De leerling kan met gebruikmaking van klank- en vormaspecten van muziek bewust structuur aanbrengen in zijn composities.

De leerling kan een lied zelfstandig correct zingen. De leerling kan in canon zingen. De leerling kan eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen uitvoeren. De leerling kan adequaat reageren op een inzetgebaar bij canonzingen. De leerling kan bestaande grafisch- en traditioneel genoteerde composities auditief volgen en uitvoeren. De leerling kan tijdens het musiceren luisteren naar anderen en een kwalitatieve bijdrage leveren aan het gezamenlijke muzikale resultaat. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een eigen idee of bestaande compositie aan anderen presenteren.

De leerling kan de gemaakte keuzes uit zijn muzikale ideeën en alternatieven toelichten. De leerling kan constructieve feedback geven en van anderen ontvangen. De leerling heeft enig inzicht in de invloed van muziek op mensen door middel van massamedia.

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor dramatisch spel in binnen- en buiten-schoolse situaties met al zijn zintuigen en deze ervaring gebruiken bij zijn eigen dramatisch spel. De leerling kan met anderen een (beschouwings-)gesprek voeren over een voorstelling en er betekenis aangeven.

De leerling kan onderzoek doen naar de spelelementen wie, wat, waar, wanneer, de speltechnieken en spelstijlen. De leerling kan onderwerpen/thema's (bijvoorbeeld uit andere leergebieden) gebruiken als inspiratiebron voor het vormgeven van dramatisch spel. De leerling kan zelfstandig of samen met groepsgenoten een rol of spelsituatie bedenken.

De leerling kan zelf een spelimpuls aandragen en meegaan met het spel van een ander. De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer in spel vormgeven. De leerling kan zijn emoties uitdrukken in spelwerkelijkheid, betekenis geven aan zijn spel en aan zijn uitvoering zeggingskracht geven. De leerling kan een scène spelen met een duidelijke opbouw en spanningsboog. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel en improvisatiespel/ inspringspel en kan in zijn spel bewust gebruik maken van de theatrale ruimte, het decor en de attributen. De leerling kan een korte, vaste tekst hanteren en kan zelf onder begeleiding een korte dialoog schrijven. De leerling kan samen met anderen in groepsverband een presentatie geven aan een onbekend publiek en maakt hierdoor theater.

De leerling kan aan de hand van zijn spel de keuzes motiveren die hij met zijn groepje heeft gemaakt. (Wat was je/jullie plan? Wat heb je gebruikt als inspiratiebron? Wat heb je onderzocht? Wat is wel/niet gelukt?) De leerling kan een relatie leggen tussen oplossingen en keuzes in zijn eigen werk en die van anderen, waaronder (semi)professionele kunstenaars. De leerling kan zijn waardering uitspreken voor zijn eigen spel en voor het spel en de ideeën van anderen.