Blikvangers

In deze dansvoorstelling staat het perspectief van een kind, een peuter, centraal. Alles was nieuw door hun ogen maar is inmiddels vanzelfsprekend. 

Omschrijving voorstelling:
In het begin was de wereld onbevangen. Het leven was zó ongerept, dat nieuwsgierigheid geen last had van angst of boosheid.

Als de open blik van degene die de wereld bekeek, zo ongerept was het.
De klank van water, de stroom van beweging, de natuur was woordeloos.
Ontdekken was een peulenschil. Elke aanraking was het begin van een avontuur.

Twee dansers en een muzikant gaan terug naar dat begin met ongebruikelijke instrumenten en ongebruikelijke ontmoetingen, die vanzelfsprekend worden omdat ze er nu eenmaal zijn.

Het creatieve proces wordt duidelijk aan de hand van het lesmateriaal. Momenteel is het lesmateriaal nog niet beschikbaar en is het niet mogelijk om het creatieve proces volledig te beschrijven

Orienteren:
De leerlingen bereiden zich voor op de voorstelling aan de hand van een lesbrief. Deze lesbrief wordt uitgevoerd door de leerkracht. De lesbrief behandelt de thema's in de voorstelling.

Onderzoeken:
De leerlingen bezoeken de voorstelling in het theater.

Uitvoeren:
Na de voorstelling worden de leerlingen uitgenodigd om op het podium te komen. Samen met de dansers en de muzikant ontdekken de leerlingen de instrumenten die gebruikt worden in de voorstelling en proberen deze instrumenten te bespelen. 

Evalueren:
Na afloop evalueert de leerkracht in de klas met de leerlingen aan de hand van het stellen van vragen. Wat hebben we gezien? Wat hebben we gehoord? Wat vond je het mooist? Wat vond je spannend? 

Leerdoelen:
De voorstelling sluit aan bij kerndoel 54 kunstzinnige oriëntatie, vakgebied muziek. De tule doelen vanuit zingen, luisteren en muziek maken komen aan bod. 

Voorafgaand aan de voorstelling ontvangt de ICC’er het lesmateriaal via de mail en stuurt deze door naar de desbetreffende docent. Heb je nog geen lesmateriaal ontvangen? Neem contact op met je ICC’er. 

Leerplankader

Oriënteren
(0 punten)
Onderzoeken
(0 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(0 punten)

De leerling kan actief luisteren naar korte stukken (live) muziek(-theater) uit een breed repertoire, aansluitend bij zijn belevingswereld. De leerling kan met taal, beweging of beeld zijn eigen betekenis geven aan muziek in binnen- en buitenschoolse situaties.

De leerling kan betekenissen en klanktegenstellingen in muziek van een breed repertoire onderscheiden en vertalen naar beweging en beeld. De leerling ontdekt, door manipuleren en experimenteren, klankaspecten van diverse klankbronnen. De leerling kan zelfstandig een situatie, sfeer of muzikale tegenstelling verwerken in kleine vocaal/instrumentaal geïmproviseerde klankstukjes. De leerling kan zijn muzikale ideeën globaal weergeven in beeld (picturaal, basaal grafisch).

De leerling kan in groepsverband eenstemmige liedjes, zowel 2- als 3-delig, binnen een omvang van c’-b’, met de leerkracht meezingen. De leerling kent een breed repertoire liedjes en versjes, passend bij zijn directe belevingswereld. De leerling kan volgens de vorm van het lied fraseren. De leerling kan maat en tempo van muziek in beweging weergeven. De leerling kan (in groepsverband) eenvoudige ritmische patronen uitvoeren. De leerling kan bij het musiceren in groepsverband gelijk beginnen en eindigen aan de hand van een (lied)leidingsgebaar. De leerling (her)kent de relatie symbool/klank en kan onder leiding van de leerkracht picturale en grafische notaties verklanken. De leerling kent de namen en speelwijzen van het in de onderbouw (van het primair onderwijs) meest gebruikte schoolinstrumentarium. De leerling kan zich tijdens het musiceren qua tempo en volume aanpassen aan dat van de groep. De leerling kan (alleen en in groepsverband) een kort muziekstukje onder leiding van de leerkracht aan anderen presenteren.

De leerling kan over zijn muzikale ideeën vertellen, met gebruikmaking van basale muzikale begrippen. De leerling kan met aandacht luisteren naar de ideeën van anderen. De leerling herkent de betekenis van muziek in voor hem relevante jaarfeesten, situaties en emoties.

De leerling kan zich binnen de context van het onderwerp/thema openstellen voor dans in binnen- en buitenschoolse situaties met al zijn zintuigen. De leerling kan door het kijken naar dans (professioneel of amateur) en door erover te praten fantasierijk met beweging reageren en dit als inspiratiebron gebruiken voor eigen dans.

De leerling kan danselementen begeleid onderzoeken: via beweging en muziek ontdekt hij ruimte, tijd, kracht en maatgevoel. De leerling kan in dans verschillende manieren van voortbewegen gebruiken. De leerling kan onder begeleiding emoties uiten in dans.

De leerling kan zich uiten in dans en daarbij zijn fantasie gebruiken (improviseren). De leerling kan de sfeer van muziek gebruiken in zijn dans. De leerling kan alleen of in een tweetal eenvoudige dansbewegingen vormgeven. De leerling kan zijn rol als danser individueel of in een groep vormgeven in school en met een bekend publiek.

De leerling kan kijken naar en vertellen over de dans van zichzelf en die van zijn groepsgenoten. Dit geldt zowel voor zijn danspresentatie als voor zijn rol. (Wat heb je gedanst? Hoe heb je dat gedaan?).