'Avonturen in het donker' is een doorlopende leerlijn met lessen over film voor groep 3 t/m 8, ontwikkeld door EYE Filmmuseum. Het lespakket bestaat uit vijf katernen die basisthema's van film behandelen:
1. Verhaal en montage
2. Personages, camera en acteren
3. Geluid, muziek en art direction
4. Filmsoorten en genres
5. Filmklassiekers
Elk katern bestaat uit verhalen, informatie, lessen en beeld- en boekfragmenten waarmee het thema op speelse wijze in de klas behandeld kan worden.
De lessen uit 'Avonturen in het donker' zijn bij elke film te gebruiken. Dit geeft u de vrijheid om zelf te kiezen welke film u wilt bekijken en behandelen in de klas. De lessen zorgen voor verdieping in het medium film en leren leerlingen om gerichter naar film te kijken en over film na te denken. Hierdoor kunnen ze films intenser beleven. Niet alleen hun kijkplezier neemt toe, maar ook hun mediawijsheid.
Voor het geven van een les is een Digibord nodig.
De leerling kan zich binnen de context van een betekenisvol thema of onderwerp openstellen voor beeldende vormgeving en beeldende kunst (autonoom en toegepast) en waar relevant in samenhang met andere kunstdisciplines. De leerling kan in een beeldbeschouwings-gesprek betekenis, beeldaspecten en materialen en technieken met elkaar in verband brengen. Hij kan de eigen betekenisgeving spiegelen aan die van anderen en daarbij openstaan voor andere ideeën.
De leerling kan zelfstandig (individueel of in groepjes) bronnenonderzoek doen en aspecten van wereldoriëntatie, beeldende vormgeving en beeldende kunst (waaronder cultureel erfgoed ) gebruiken als inspiratiebron voor beeldend werk. De leerling kan experimenteren met de samenhang tussen onderwerp, beeldaspecten en materialen en technieken en verschillende mogelijkheden uitproberen. De leerling kan zelfstandig onderzoeken op welke manier hij de beeldende opdracht kan uitvoeren en een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen. Hij kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria.
De leerling kan (individueel of in een groep) zijn plannen uitvoeren en gebruik maken van zijn kennis van beeldaspecten en materialen en technieken en ideeën uit de onderzoeksfase om de zeggingskracht van zijn werk zo groot mogelijk te maken. De leerling kan tijdens het vormgevings-proces rekening houden met de gegeven en eigen criteria (individueel of als groep). De leerling kan waar relevant samenhang in zijn werk benoemen tussen beelden, dans, muziek, drama, taal en de wereldoriënterende vakken.
De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces en zijn werk vergelijken met de criteria van de opdracht en zijn eigen criteria (individueel en als groep) en daarbij aangeven wat een mogelijke vervolgopdracht zou kunnen zijn. De leerling kan zijn waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van zijn kennis en inzicht in de beeldende, en andere kunstzinnige disciplines en cultureel erfgoed. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht heeft in de betekenis van beeldende kunst en cultuur (waaronder cultureel erfgoed) in het dagelijks leven van mensen vroeger en nu.
De leerling kan (binnen een inspirerende werkvorm) met aandacht luisteren naar muziek van buiten zijn belevingswereld. De leerling kan de eigen betekenisgeving aan muziek spiegelen aan die van anderen, en staat daarbij open voor andere ideeën.
De leerling kan variaties op thema’s in muziek herkennen en analyseren. De leerling kan variatie als vormprincipe toepassen in zijn composities. De leerling kan zijn muzikale ideeën vormgeven en eventueel verklanken met gebruikmaking van (muziek)technologie. De leerling kan specifieke klankaspecten onderscheiden en die weergeven in passende grafische symbolen.
De leerling kent meerdere canons. De leerling kan eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen spelen binnen meerstemmigheid. De leerling kent de namen en speelwijzen van het schoolinstrumentarium en die van het pop- en (Westerse) klassieke instrumentarium. De leerling kan presenteren met overtuiging.
De leerling kan ontvangen suggesties verwerken in zijn werk(proces). De leerling heeft enig inzicht in de manier waarop muziek het gedrag van mensen kan beïnvloeden.
De leerling kan zijn eigen dramatisch spel afstemmen met de groep en dit gebruiken in een presentatie (zoals een theaterstuk). De leerling kan de verschillende betekenissen die anderen aan theater geven vergelijken met zijn eigen betekenisgeving.
De leerling kan onderzoek doen naar de mogelijke betekenis en de zeggingskracht van spelelementen (wie, wat, waar, wanneer en waarom), speltechnieken en spelstijlen die nodig zijn voor het maken van een scène. Hij kan de opbouw van een toneelstuk (begin, midden, eind en scènes) benoemen. De leerling kan een uitvoeringsplan maken, individueel of samen met anderen, en kan daarbij rekening houden met de criteria van de gegeven opdracht en zijn eigen criteria en/of die van de groep.
De leerling kan bewust de spelelementen wie, wat, waar, wanneer en waarom in spel vormgeven. De leerling kan betekenis en zeggingskracht geven aan zijn spel door een duidelijke inzet van speltechnieken, spelstijlen, (vaste) tekst en (gespeelde) emoties. De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen tussen de scène en de onderzoeksfase. Hij staat daarbij open voor feedback van anderen. De leerling kan spelopdrachten uitvoeren, actief meespelen met de dramatische werkvormen: tableau vivant, afspreekspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel, improvisatiespel/ inspringspel en voordrachtspel en kan de theatrale vormgeving (decor, kostuums) bewust toepassen in een scène of toneelstuk. De leerling herkent bovenstaande spelopdrachten en dramatische werkvormen en kan verschillen benoemen. De leerling kan zelfstandig een dialoog schrijven en kan een voorstelling maken voor een publiek dat gebaseerd is op een zelfgemaakt of bestaand verhaal. De leerling kan in de les of voor (onbekend) publiek met een duidelijke expressie (verbaal en non-verbaal) spelen.
De leerling kan zijn spelkwaliteiten en ontwikkelpunten en die van andere leerlingen benoemen en kan daarbij zijn eigen criteria (en/of die van de groep) vergelijken met de criteria van de opdracht. De leerling kan een relatie leggen tussen zijn eigen betekenisgeving en die van anderen, waaronder (semi) professionele kunstenaars. De leerling kan de feedback over zijn spel en dat van andere leerlingen uit zijn groepje toepassen in zijn spel.
Groep 3, Groep 4, Groep 5, Groep 6, Groep 7, Groep 8
Beeldend, Drama, Mediakunst, Muziek
Concordia Film | Theater | Beeldende kunst
Concordia Film & Beeldende kunst
meerdere lessen, workshop (één les), schoolbreed cultuurproject, maatwerk mogelijk
60 minuten
21 eeuwse vaardigheden, licht en donker, vormen
Actief (kunst maken), Receptief (kunst kijken), Reflectief (nadenken over kunst)
Bij de aanbieder / In de school, in eigen klaslokaal
Concordia - Langestraat 56 (in de workshopsruimte boven de expo-ruimte, niet in ons theater aan de Oude Markt!)
Ja
Inschrijven is momenteel niet mogelijk
32 leerlingen
€ 50,00
(plus € 0,20 per leerling)
De lessen kunnen op verschillende manieren ingepland worden:
- U kiest een katern uit, waarover de workshopdocent een les in de klas komt geven. U kijkt vervolgens zelf met de leerlingen in de klas een film of u komt een film bij Concordia kijken.
- U kiest een katern uit, waarbij de workshopdocent u de les geeft, zodat u de les zelf in de klas kunt geven. U kijkt vervolgens zelf met de leerlingen in de klas een film of u komt een film bij Concordia kijken.
- Indien u een langere periode met het medium film wilt werken, kan er een project op maat worden samengesteld. Zo kunt u bijvoorbeeld meerdere katernen kiezen en kunnen er meerdere lessen gegeven worden. Dit zorgt voor meer diepgang.
Dit is een schoolbreed cultuurproject.
Deze activiteit is geschikt voor speciaal voortgezet onderwijs.
Er is voorbereidend lesmateriaal beschikbaar
Zie https://cultuurmenu.org/leerlijnen/avonturen-in-het-donker/
De leerlingen leren om gerichter naar film te kijken en over film na te denken. Hierdoor kunnen ze films intenser beleven. Niet alleen hun kijkplezier neemt toe, maar ook hun mediawijsheid. De leerlingen verkennen stapsgewijs filmische onderwerpen.
Kunstzinnige oriëntatie 54: De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Kunstzinnige oriëntatie 55: De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.