Zelf een film kiezen?
Kies een film!
Wil je een film die past bij een speciale project op school of bij een thema dat behandeld wordt?
In overleg met onze educatief medewerker Debbie Voerman kunt u zelf een film uitzoeken met bijbehorend lesmateriaal, die wij voor u en uw leerlingen in ons filmhuis kunnen vertonen.
Film kan binnen het onderwijs op allerlei manieren worden ingezet:
-
Ter illustratie/informatie: aansluitend op een vak of binnen thematisch onderwijs
-
Beschouwend: als kunstvorm
-
Actief: om vaardigheden te leren (scenario, regie, camera, montage, etc.)
-
Actief: als middel voor verslaglegging, presentatie, onderzoek of reflectie
-
Actief: als uitingsvorm van emoties en ideeën
Als u actieve vorm kiest kunnen wij in samenwerking met Filmhub oost een filmtechniek set ter beschikking stellen.
Wij kunnen ook een crash course filmmaken ism Filmhub oost aanbieden voor het leerkrachten team. Een praktische workshop waarna u uw leerlingen kan begeleiden in het zelf maken van een korte film.
Oriënteren:
De leerlingen oriënteren zich in de klas met de leerkracht op film als discipline. Wat weten de leerlingen al van films? Hoe ziet een bioscoop eruit? Hoe ziet een filmzaal eruit?
Onderzoeken:
De leerlingen maken een verwachting van waar de film over zou kunnen gaan. Wie maakt de film?
Wie spelen er in films? Hoe wordt een film gemaakt?
Wie schreef het verhaal? Wie zijn de hoofdpersonages?
Uitvoeren:
De leerlingen worden ontvangen bij Concordia film en nemen plaats in de filmzaal. Ze gaan dan een film bekijken. Na afloop is er een nagesprek waarbij de kinderen hun eerste indruk kunnen delen.
Evalueren:
De leerlingen reflecteren samen op de film, het verhaal, de personages en de thematiek. Wat heeft indruk gemaakt?
Oriënteren
(40 punten)
Onderzoeken
(10 punten)
Uitvoeren
(10 punten)
Evalueren
(40 punten)
De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.
De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.
De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.
De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.