Jij en ik, 4 bijzondere korte films waar de basis emoties centraal staan blij, boos, bang en verdrietig

'Jij en ik' is een compilatie van bijzondere korte films waarin de vier basisemoties centraal staan: blij, boos, bang en verdrietig. Met dit programma gaan kinderen beter begrijpen waarom bepaalde emoties worden getoond. Daarnaast worden ze uitgedaagd om op de films te reflecteren, hun mening te verwoorden en te luisteren naar andermans mening. Daarmee geeft u invulling aan zowel sociaal-emotionele ontwikkeling als aan mediaonderwijs en mediawijsheid. 

In totaal duurt het filmprogramma 45 minuten. Daarnaast wordt er een inleidend en afsluitend gesprek verzorgt. 
Wist u dat alle basisscholen bij Concordia gratis lid mogen zijn van de kunstverhuur en direct één favoriet kunstwerk mee naar school mogen nemen?! 

Leerplankader

Oriënteren
(30 punten)
Onderzoeken
(20 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(50 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.