Raar maar waar, bijzondere korte films van animatie tot live action!

Een goede film sleurt kijkers mee in het verhaal. Ook al besef je misschien dat het allemaal niet echt is, toch griezel, zwijmel, huil of lach je mee. In een film creëert een regisseur zijn eigen wereld. Die wereld kan dicht bij de werkelijkheid blijven, maar ook heel gek en anders zijn. Zeker bij animatie is alles mogelijk, maar ook in live-action film (de 'normale' speelfilm) wordt de werkelijkheid gemanipuleerd. Filmmakers gebruiken hiervoor technieken als montage en special effects. Ook muziek en art direction dragen bij aan een optimale lmbeleving. Hoe raar de wereld van de film ook is, al deze middelen zorgen ervoor dat het publiek het (tijdelijk) voor waar aanneemt. 

'Raar maar waar' is een compilatie van bijzondere korte films. In het tijdsbestek van een gemiddelde speelfilm maken de leerlingen kennis met verschillende soorten films. Daarnaast worden ze uitgedaagd om op de films te reflecteren, hun mening te verwoorden en te luisteren naar andermans mening. Daarmee geeft u invulling aan zowel sociaal-emotionele ontwikkeling als aan mediaonderwijs en mediawijsheid. 

In de filmzaal wordt een inleidend en afsluitend gesprek verzorgt.
Wist u dat alle basisscholen bij Concordia gratis lid mogen zijn van de kunstverhuur en direct één favoriet kunstwerk mee naar school mogen nemen?!  

Leerplankader

Oriënteren
(30 punten)
Onderzoeken
(20 punten)
Uitvoeren
(0 punten)
Evalueren
(50 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.