Een koffer vol wereldmuziek (Muziek)

Een workshop van Kaliber Kunstenschool.

In deze workshop gaan de leerlingen op wereldreis. Tijdens de reis komen we langs verschillende werelddelen en landen. In ieder land met een andere cultuur staat weer andere muziek centraal, dat wil zeggen: andere ritmes, klanken en instrumenten. De leerlingen luisteren, zingen en spelen mee met allerlei verschillende stijlen.
De muzikale reis gaat onder andere naar Afrika en Suriname. In de workshop worden (mini)djembés en andere percussie-instrumenten gebruikt. De ritmes en liedjes uit de workshop kunnen uiteraard door de groepsleerkracht worden herhaald met schoolinstrumenten. In de lesbrief geven we hiervoor instructies. Ook geven we andere ideeën die in combinatie met de workshop kunnen worden uitgevoerd.

Oriënteren:

Welke liedjes kennen de kinderen al die in een andere taal gezongen worden dan Nederlands? In de begeleidende lesbrief van Kaliber zitten een aantal lessugesties ter voorbereiding op deze workshop.

Ontdekken:  

De leerlingen maken kennis met liedjes uit Afrika en Suriname

Uitvoeren:

De leerlingen leren verschillende liedjes ondersteunt met beweging en instrumenten.

Evalueren:

Hoe hebben de leerlingen de workshop ervaren? Wat vonden ze leuk om te doen? Wat hebben ze geleerd?

 

 

 

Foto van Annabel Jeuring

 

 

 




Leerplankader

Oriënteren
(25 punten)
Onderzoeken
(25 punten)
Uitvoeren
(25 punten)
Evalueren
(25 punten)

De leerling kan zich binnen de context van het thema of onderwerp openstellen voor verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan daarop reageren met associaties en herinneringen aan eigen ervaringen. De leerling kan daarover communiceren met anderen.

De leerling kan brononderzoek doen en vanuit dit onderzoek conclusies trekken die hij meeneemt in de uitvoerende fase. De leerling kan de betekenis die hij aan kunstuitingen geeft onderzoeken en een relatie leggen met de middelen die de maker heeft gebruikt, bijvoorbeeld beeldof klankaspecten, spel- of danselementen, technieken en materialen. De leerling kan experimenteren met technieken, materialen, verschillende media en nieuwe mogelijkheden uitproberen. De leerling kan onderzoeken op welke manier hij de opdracht kan gaan uitvoeren en kan een uitvoeringsplan maken. De leerling kan eigen criteria en de gegeven criteria van de opdracht benoemen. De leerling kan teruggrijpen naar de informatie en ideeën opgedaan in de oriëntatiefase.

De leerling kan zijn plannen uitvoeren (met behulp van vakspecifieke kennis en vaardigheden) en de uitvoering presenteren (individueel of samen met anderen). De leerling kan zijn keuzes motiveren en een relatie leggen met de onderzoeksfase. De leerling kan in het vormgevingsproces rekening houden met de gegeven en zijn eigen criteria. De leerling kan, daar waar relevant, samenhang benoemen tussen een beeld, dans, spel of muziek en/of andere vakken.

De leerling kan vertellen over het verloop van het werkproces. De leerling kan zijn waardering geven aan het eigen product en werkproces en dat van anderen. De leerling kan deze waardering beargumenteren en maakt daarbij gebruik van kennis en inzicht in verschillende uitingen van kunst en cultuur. De leerling kan oplossingen in het eigen werk vergelijken met die van kunstenaars. De leerling kan laten zien dat hij enige kennis en inzicht in de betekenis die kunst en cultuur, voor het dagelijkse leven van mensen van vroeger en nu, heeft.